Herinneringen aan de schippersschool

In het najaar van 2016 bracht oud-Oosterpoorter Joop Spier, die tegenwoordig in Hoek van Holland woont, een bezoek aan Groningen en deed toen ook het Poorterhoes aan. In de jaren 50 heeft hij hier op de school voor schipperskinderen gezeten. Hij wilde kijken of de school nog bestond en werd getroffen door het feit dat het gebouw zowel van buiten als van binnen bijna niet veranderd blijkt te zijn. Er kwamen zoveel herinneringen bij hem op dat de Oosterpoorter hem vroeg om zijn verhaal op papier te zetten.

“Mijn ouders bevoeren een sleepbootje dat werd gebouwd in Groningen. Het was begin 1950 toen wij met het sleepbootje in het Winschoterdiep lagen. Ik zou in maart 1950 acht jaar worden, de leeftijd waarop een schipperskind destijds naar school moest. Op een dag kwam iemand bij mijn ouders die zich voorstelde als de heer Kooiman. Hij was hoofd van de Admiraal de Ruyterschool; een school voor schipperskinderen die was gevestigd in het huidige Poortershoes. Hij vroeg of mijn ouders kinderen hadden, en zo ja, of die dan bij hem op school konden komen. Mijn ouders bevestigden dat ze twee kinderen hadden. Mijn oudere broer zat in Vreeswijk op school in een internaat maar voor mij was toen nog geen plek gevonden. Er werd overeengekomen dat ik naar de Admiraal de Ruyterschool zou gaan maar eerst moest er nog gezocht worden naar een internaat of kostouders waar ik kon verblijven. Dit werd de familie Wolthoorn, die aan de Veemarktstaat woonde, vlak bij de Bonte Brug. Als kind werd je toen niet gevraagd of je dat leuk vond. Het ging gewoon gebeuren, punt uit.”

Mattenkloppers en linialen

“De eerste tijd heb ik veel gehuild want je werd natuurlijk van je ouders gescheiden, maar na verloop van tijd ging het beter en leerde ik vriendjes kennen. Bij het gastgezin verbleven nog twee jongens. Dat waren wat oudere schipperskinderen die op dezelfde school zaten. Ik was in die tijd nogal een baasje dat zich niet op zijn kop liet zitten. Mijn ouders zeiden tegen de gastouders dat zij best een tik mochten uitdelen als ik niet wilde luisteren. Dit gebeurde dan ook wel eens. Soms werd ik met de mattenkopper op mijn billen geslagen of moest ik zonder eten naar bed. Achteraf gezien ben ik er niet minder van geworden. Ik heb later zelfs grote bewondering gekregen voor de manier waarop ze ons toen hebben begeleid.

Op school begon ik in de 1ste klas bij juf Visser. Daarna volgde meester Hiemstra, die nog wel eens een tik met een liniaaltje uitdeelde. De schooltijden waren destijds van 09:00 tot 18:00 uur. Je bleef de hele dag op school en kreeg dan tijdens het overblijven een halve liter melk. Soms moest ik wel eens nablijven omdat ik te lui was of had gevochten. Dan kreeg je bij thuiskomst ook nog eens een draai om je oren.

In de klas zaten de jongens en meisjes door elkaar op tweepersoonsbankjes achter een soort lessenaar. Wij schreven met een potlood of een kroontjespen met inkt. Als linkshandig kind werd ik gedwongen om rechtshandig te schrijven, dat was in die tijd verplicht. Dit is er zo ingebakken dat ik nu nog steeds met rechts schrijf, terwijl ik andere dingen wel met links doe. Als ik naar school ging liep ik altijd via de Veemarkt, dat was mijn speelplek. Tijdens een onbezonnen actie ben ik daar nog eens een voortand kwijtgeraakt, dat kan ik mij nog heel goed herinneren. En als er op dinsdag gehandeld werd ging ik met vriendjes de cafés in om sigarenbandjes en lege sigarettendoosjes te verzamelen om mee te kwartetten. Je had in die tijd rond de Veemarkt heel veel gelegenheidscafés die alleen tijdens de handel open waren.“

Zomervakanties

“Na ongeveer een half jaar veranderden mijn ouders van vaartuig waardoor ze hoofdzakelijk in Duitsland en zuidwest Nederland verbleven. Door de grote afstand zag ik ze alleen in de zomervakantie. Mijn moeder kwam mij dan vanuit Rotterdam met de trein halen en bracht mij na zes weken ook weer terug. Die reis duurde ongeveer vier uur. Auto’s zag je toen nog niet zoveel en mijn ouders hadden er niet een. Als ik weer terug moest zaten wij allebei te huilen, maar zodra ik weer in Groningen was en mijn vriendjes zag, ging ik lekker spelen op de Veemarkt en was het huilen over. Wanneer mijn moeder dan weer naar Rotterdam moest, had ik eigenlijk al geen aandacht meer voor haar.

Toen ik tien jaar was konden mijn ouders mij niet naar Groningen brengen en werd ik op de trein gezet op het Maasstation in Rotterdam. Ze zeiden dat ik in Utrecht moest overstappen en dat tante of oom (mijn kostouders) mij van het station in Groningen zouden halen. Er werd in de borstzak van mijn jasje honderd gulden gestopt en deze werd dichtgenaaid; dit was het kostgeld voor mijn kostouders. Er is ook een jaar geweest dat ik niet naar mijn ouders kon omdat ik net voor de grote vakantie een zware longontsteking kreeg. Mijn kostouders hebben mij destijds verzorgd waardoor ze ook nergens heen konden. Later hebben mijn ouders het goedgemaakt. Mijn kostouders zijn het jaar erop tijdens de vakantie met ons meegevaren naar Würzburg in Duitsland en terug. Dat was voor hen een onvergetelijke reis. Uiteindelijk heb ik vijf jaar op de Admiraal de Ruyterschool gezeten. Daarna heb ik nog tien jaar samen met mijn ouders gevaren, zo heb ik weer wat ingehaald van de tijd dat ik ze noodgedwongen moest missen. Mijn kostouders heb ik helaas nooit meer gezien maar zij waren destijds ook al in de 70. De overgang terug naar mijn ouders was dus net zo abrupt als mijn vertrek. Hoewel mijn jeugd in de Oosterpoort niet altijd makkelijk is geweest, bewaar ik er toch goede herinneringen aan. Het was een mooie tijd!”

Joop Spier